banner image
Tax Newsflash

De fiscale wijzigingen in de BES per 1 januari 2024

Inleiding

In deze Newsflash wordt ingegaan op de wetswijzigingen welke per 1 januari 2024 van kracht zijn geworden in de BES. Verder wordt het arrest van de Hoge Raad van 1 december 2023, ECLI:NL:HR:2023:1566 besproken.

Per 1 januari 2024 zijn een aantal wetswijzigingen doorgevoerd. Het betreffen wijzigingen in de BBES, de Wet IB BES, de Wet LB BES en de DABES. De belangrijkste wijzigingen worden hierna besproken. De wetswijzigingen zijn vrijwel allemaal in werking getreden per 1 januari 2024. Indien een andere inwerkingtredingsdatum geldt zal dat worden aangegeven.  

Wijzigingen ABB

Aanpassing van het ABB tarief op bestelauto’s en pick-ups

In de BES wordt ABB geheven bij invoer van goederen. Daarbij geldt in Bonaire een algemeen tarief van 8% en in Saba en Sint Eustatius geldt een algemeen tarief van 6% (art. 6.10 lid 1 en art. 6.10a lid 1 BBES). Voor auto’s met CO-2 uitstoot geldt een ABB tarief bij invoer van 25% in Bonaire en in Saba en Sint Eustatius een progressief tarief van minimaal 10%. Voor auto’s zonder CO-2 uitstoot geldt een ABB-tarief bij invoer van nihil. Een bestelauto werd voor 1 januari 2024 niet als een personenauto aangemerkt. Om deze reden was voor bestelauto’s het reguliere ABB tarief van toepassing van 8%  in Bonaire en 6% in Saba en Sint Eustatius. Een pick-up met enkele cabine werd voor 1 januari 2024 niet als een personenauto aangemerkt, waardoor niet het hoge personenauto tarief van toepassing was maar het lagere algemene tarief van 6% (Saba/St. Eustatius) of 8% (Bonaire).

Vanaf 1 januari 2024 vallen pick-ups met enkele cabine en bestelauto’s niet meer onder het algemene ABB tarief van 6% (Saba en St. Eustatius) of 8% (Bonaire) maar onder het verhoogde ABB tarief voor personenauto’s van 10% of meer (Saba St. Eustatius) of 25% (Bonaire). Het onderscheid tussen pick-ups met een enkele cabine en pick-ups met een dubbele cabine is komen te vervallen (beide vallen vanaf 1 januari 2024 onder het hoge ABB-tarief).

 

Kinderopvang

Vanaf 1 januari 2024 is kinderopvang vrijgesteld van ABB (art. 6.11 lid 1 letter z BBES).

 

Integratielevering

Indien wordt beschikt over in eigen bedrijf vervaardigde goederen dan kan dit beschouwd als een voor de ABB belaste levering indien deze goederen van een ondernemer zouden zijn betrokken (artikel 6.4 lid 1 letter f BBES). Dit betreft de zogenaamde interne levering of integratieheffing. Deze heffing heeft tot doel het verschil in ABB-heffing te neutraliseren tussen een zelf vervaardigd product en een soortgelijk product dat van een andere ondernemer zou worden gekocht.

Deze bepaling is per 1 januari 2024 afgeschaft. Blijkens de MvT is deze bepaling afgeschaft om de eenvoud van de ABB te behouden maar vooral om het kostprijsverhogende karakter van de ABB verder weg te nemen.

 

Factuurverplichting

De ABB kent geen verplicht factuurstelsel. Alleen op het verzoek van de afnemende ondernemer dient de producent die de goederen heeft vervaardigd een factuur uit te reiken (art. 6.14 BBES). Daarnaast bestaat er een algemene factuurverplichting voor administratieplichtigen (art. 8.89a BBES). Deze algemene factuurverplichting geldt ook voor de ABB. In 6.14 BBES en art. 8.89a BBES zijn, deels van elkaar afwijkende, voorschriften opgenomen voor de vereisten die gelden voor een factuur. Besloten is om met ingang van 1 januari 2024 in art. 6.14 BBES te verwijzen naar art. 8.89a BBES. De factuurvereisten welke waren opgenomen in art. 6.14 BBES komen met ingang van 1 januari 2024 te vervallen. Vanaf 1 januari 2024 gelden alleen nog de factuurvereisten van art. 8.89a BBES.

 

Kleine ondernemersregeling

In artikel 6.22 BBES is de kleine ondernemersregeling opgenomen. De omzetgrens van de kleine ondernemersregeling is USD 20.000. Deze omzetgrens is sinds de invoering van de ABB nooit verhoogd of aangepast aan de prijsindexcijfers van de gezinsconsumptie. Om deze reden is de omzetgrens per 1 januari 2023 verhoogd tot USD 30.000.

 

Aftrekbaarheid ABB en ondernemerschap

De beslissing van de Hoge Raad van 1 december 2023, ECLI:NL:HR:2023:1566 mag niet onvermeld blijven in dit overzicht.

In dit arrest besliste de Hoge Raad dat de ABB in de bouw aftrekbaar is indien het feitelijke bouwhandelingen betreft. Dit geldt ook als een ABB tarief van 6% in rekening is gebracht, mits aan de materiële voorwaarden voor de aftrek is voldaan en geen sprake is van fraude of misbruik.  

Vastgoedbelasting

Voor de vastgoedbelasting is een meldingsplicht ingevoerd per 1 januari 2024 (art. 8.83a BBES). Deze meldingsplicht geldt in drie situaties.

Ten eerste geldt de meldingsplicht voor degenen die op enig moment het genot krachtens eigendom, bezit of een ander beperkt recht verkrijgen van een onroerende zaak. De melding dient binnen 4 maanden na de verkrijging te worden gedaan (art. 8.83a lid 1 letter a BBES).

Ten tweede geldt deze meldingsplicht bij wijzigingen aan die onroerende zaak door bouw, verbouwing, verbetering, afbraak of vernietiging (wijzigingen zals bedoeld in art. 4.8 BBES). De melding dient te worden gedaan binnen vier maanden nadat de wijziging zich heeft voorgedaan (art. 8.83a lid 1 letter b BBES).

Ten slotte geldt de meldingsplicht voor degenen die bij het begin van het kalenderjaar het genot krachtens eigendom, bezit of een ander beperkt recht hebben van een onroerende zaak, maar die in het daaropvolgende jaar geen aanslag vastgoedbelasting hebben ontvangen. De melding dient te worden gedaan binnen 4 maanden nadat het kalanderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarvoor geen aanslag is ontvangen, is afgelopen.

Wordt geen of te weinig belasting geheven omdat niet tijdig is gemeld dan kan een bestuurlijke boete worden opgelegd van maximaal 100% van de verschuldigde belasting.   

Opbrengstbelasting

Vestigingsplaatsfictie holdingvennootschappen

Om in de BES gevestigd te zijn dient te worden voldaan aan bepaalde voorwaarden om misbruik van het fiscale stelsel van de BES te voorkomen. De BES is vooral aantrekkelijk als vestigingsplaats voor een bedrijf omdat de BES geen belasting naar de winst kent. Artikel 5.2 BBES kent daarom een drietal voorwaarden om in de BES gevestigd te kunnen zin. Kort gezegd gaat het daarbij om kleine ondernemingen (art. 5.2 lid 2 letter a BBES), actieve ondernemingen (art. 5.2 lid 2 letter b BBES) en ondernemingen met voldoende substance (art. 5.2 lid 2 letter c BBES).

Een uitzondering wordt gemaakt voor holdingvennootschappen. Indien een holdingvennootschap aandelen houdt in een vennootschap welke in het bezit is van een vestigingsplaatsbeschikking dan wordt ook de holdingvennootschap geacht in de BES te zijn gevestigd. Dit was echter beperkt tot holdingvennootschappen welke voor ten minste 95% deelnemen in een lichaam dat een vestigingsplaatsbeschikking heeft ontvangen (art. 5.2 lid 3 letter b BBES).

Het deelnemingspercentage in artikel 5 lid 3 letter b is verlaagd naar 50% per 1 januari 2014. Op deze wijze kunnen samenwerkingsverbanden ook een vestigingsplaatsbeschikking krijgen. Tegelijkertijd werd echter een verzwaring doorgevoerd van de eisen welke werden gesteld aan de holdingvennootschap. De activiteiten van de holdingvennootschap moeten met ingang van 1 januari 2024 zelfstandig voldoen aan de activiteitentoets van art. 5.2 lid 2 letter b BBES. Aangezien een deelneming als een passieve bezitting wordt beschouwd zou dit tot een probleem kunnen leiden voor een holdingvennootschap. In de Nota naar aanleiding van het verslag is op vragen van de Christenunie over dit probleem echter het volgende geantwoord.[1]

Bij de beoordeling van de activiteitentoets zal de waarde van het aandelenbelang van de lokale werkmaatschappij overigens als een ‘goede asset’ of activiteit worden beschouwd en niet als een ‘foute’ belegging. Dit is de op de commerciële balans van de holding vermelde waarde van de werkmaatschappij. Hetgeen door de aandeelhouder als fiscaal erkend kapitaal in de holding is gestort (en bijvoorbeeld ook niet weer aan de DGA wordt uitgeleend), alsmede contante dividenduitkeringen vanuit de werkmaatschappij die zelf voldoet aan de vestigingsplaatsvoorwaarden, worden in de beoordelingstoets om te bepalen of de holding een vestigingsplaatsbeschikkingen krijgt of behoudt niet als ‘foute’ belegging aangemerkt.    

Met deze nadere toelichting is het probleem dat was ontstaan door het introduceren van een nadere voorwaarde voor holdingvennootschappen (de activiteitentoets) in beginsel opgelost.

 

Terugwerkende kracht vestigingsplaatsbeschikking

Vóór 1 januari 2024 kon op grond van art. 5.2 lid 7 een vestigingsplaatsbeschikking maximaal een terugwerkende kracht hebben van 6 maanden. Het verzoek wordt ingewilligd met ingang van de aanvang van het in het verzoek aangegeven kalenderjaar, doch niet eerder dan zes maanden voor het tijdstip

waarop het verzoek door de inspecteur was ontvangen. Vanaf 1 januari 2024 kan een terugwerkende kracht worden verleend aan een vestigingsplaatsbeschikking van 24 maanden.

 

Inleveren jaarrekening

Op grond van artikel 5.10 BBES dient een door de bestuurder gewaarmerkt afschrift van de jaarrekening binnen 9 maanden na afloop van het boekjaar te worden ingeleverd bij de inspecteur. Per 1 januari 2024 is deze verplichting losgekoppeld van de opbrengstbelasting en uitgebreid tot een algemene inleververplichting, opgenomen in artikel 8.87a BBES. Artikel 5.10 BBES is per 1 januari 2024 komen te vervallen. Vanaf 1 januari 2024 geldt de inleververplichting ook voor in de BES aanwezige vaste inrichtingen en vaste vertegenwoordigers. Voor het overige is de inleververplichting ongewijzigd gebleven.

Inkomstenbelasting

Dividendvrijstelling

De dividendvrijstelling bedroeg tot 1 januari 2024 USD 5.000 en stamde nog uit het Nederlands-Antilliaanse belastingrecht. De regering vond dat de belastingdruk op dividenden daardoor te laag was en heeft daarom besloten de dividendvrijstelling af te schaffen per 1 januari 2024.[2]  

 

Bijtelling privé-gebruik auto

In artikel 1.3 BBES zijn de begrippen personenauto en bestelauto geuniformeerd (zie hierboven). Vanaf 1 januari 2024 wordt in artikel 6 Wet IB BES verwezen naar zowel de personenauto als de bestelauto. Uitgezonderd is alleen de bestelauto die door aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt is voor het vervoer van goederen (art. 6 lid 7 BBES).

 

Belastingvrije som

De belastingvrije som is met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023 verhoogd van USD 13.549 tot USD 17.352. Per 1 januari 2024 bedraagt de belastingvrije som USD 20.424.  

Loonbelasting

 Aansprakenregime

Indien een aanspraak ten onrechte onbelast is gebleven wordt de uitkering of verstrekking die voortvloeit uit de aanspraak alsnog tot het loon wordt gerekend (art. 6 lid 3 Wet LB BES).

Voorts zijn per 1 januari 2024 in art. 6 Wet LB BES bepaalde aanspraken in de wet opgenomen welke worden vrijgesteld voor de loonbelasting.

 

Bijtelling privé-gebruik auto

De bijtelling voor het privé-gebruik auto is in art. 6c Wet LB BES in lijn gebracht met de vergelijkbare bepaling in de Wet IB BES. Dat betekent dat voor bestelauto’s ook een bijtelling voor privé-gebruik van 15% van toepassing is, tenzij de bestelauto door aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt is voor vervoer van goederen. Tevens is in de wet opgenomen dat de forfaitaire bijteling niet van toepassing is indien de belastingplichtige doet blijken dat de auto niet voor privé-doeleinden, waaronder woon-werkverkeer, wordt gebruikt (art. 6c lid 2 Wet LB BES).

 

Gebruikelijk loonregeling

De gebruikelijk loonregeling (art. 9a Wet LB BES) is op een aantal punten aangepast. De gebruikelijk loonregeling houdt in dat ten aanzien van de werknemer die arbeid verricht ten behoeve van een lichaam waarin hij of zijn partner een aanmerkelijk belang heeft een fictief loon in aanmerking wordt genomen. Het in een kalenderjaar genoten loon wordt ten minste gesteld op het hoogste van de volgende bedragen.

  1. 90% van de meest vergelijkbare dienstbetrekking;
  2. 90% van het hoogste loon van de werknemers die in dienst zijn van het lichaam of met het lichaam verbonden lichamen. Indien het lichaam of met het lichaam verbonden lichamen geen werknemers in dienst heeft wordt het loon gesteld op 90% van de netto-omzet van het lichaam;
  3. Tweemaal de belastingvrije som, zoals bedoeld in art. 24 lid 2 Wet IB BES.  

De vergelijkingsmaatstaf in letter a luidde tot 1 januari 2024 een ‘soortgelijke dienstbetrekking’. Deze wijziging is ingevoerd omdat de belastingplichtige slechts hoefde aan te voeren dat een bepaalde dienstbetrekking niet ‘soortgelijk’ was in het geval de inspecteur het standpunt had ingenomen dat sprake was van een soortgelijke dienstbetrekking. In dat geval was in 2023 slechts de bijtelling van USD 25.000 van toepassing (tot en met 2022 bedroeg de bijtelling USD 14.000). De meest vergelijkbare dienstbetrekking is de dienstbetrekking van alle bij de inhoudingsplichtige en de inspecteur bekende dienstbetrekkingen.

Vanaf 1 januari 2024 bedraagt het gebruikelijk loon tweemaal de belastingvrije som. De belastingvrije som bedraagt USD 20.424 per 1 januari 2024. De bijtelling bedraagt derhalve USD 40.848 per 1 januari 2024.

Het gebruikelijk loon is ook van toepassing voor de partner van de werknemer met een aanmerkelijk belang in de vennootschap. Bij bedrijven die geen andere werknemers hebben wordt aangesloten bij de netto-omzet van de vennootschap (letter b).

In het vierde lid van artikel 9a Wet LB BES is opgenomen dat het gebruikelijk loon in het jaar van oprichting en de drie daaropvolgende jaren ook mag worden gesteld op het bedrag van de commerciële winst. Vóór 1 januari 2024 was noodzakelijk dat daartoe een verzoek werd ingediend bij de inspecteur. Dit vereiste is per 1 januari 2024 komen te vervallen.

Ten slotte is in het vijfde lid van artikel 9a Wet LB BES een definitie opgenomen van het begrip partner. De gebruikelijk loonregeling is niet alleen van toepassing op de belastingplichtige en diens echtgenoot. De regeling is ook van toepassing op de ongehuwde meerderjarige partner met wie een notarieel samenlevingscontract is gesloten. Verder is de gebruikelijk loonregeling van toepassing  op de meerderjarige ongehuwde partner met wie de belastingplichtige geen samenlevingscontract heeft gesloten maar die wel staat ingeschreven op het woonadres in de basisadministratie personen of een daarmee naar aard en strekking overeenkomstige registratie buiten de BES.

Wet minimumbelasting 2024

De Wet minimumbelasting 2024 is per 31 december 2023 in werking getreden. De winst van multinationals met een omzet van ten minste € 750 miljoen wordt op grond van deze wet belast met een minimum tarief van 15%. De wet is van toepassing op groepsentiteiten van zowel multinationale groepen als binnenlandse groepen, met een jaaromzet van ten minste € 750 miljoen volgens de geconsolideerde jaarrekening van de uiteindelijke moederentiteit van de groep. Binnenlandse groepen zijn groepen waarvan alle entiteiten in Nederland zijn gevestigd.

De Wet minimumbelasting 2024 beoogt schadelijke belastingconcurrentie en belastingontwijking te beperken. In relatie tot de de EU zijn de BES zogenaamde Landen en Gebieden Overzee (LGO). Het EU recht is om deze reden niet (volledig) van toepassing in de BES. De Wet minimumbelasting 2024 is van toepassing in de BES door de minimumbelasting in de Wet minimumbelasting 2024 als een BES-belasting te kwalificeren in de Belastingwet BES.  

Op grond van art. 7b.1 BBES wordt de Wet minimumbelasting 2024 van toepassing verklaard op de BES met enkele aanpassingen en uitzonderingen. Entiteiten die onder de minimumbelasting vallen zijn de entiteiten die zijn gevestigd in de BES op grond van artikel 1.5 BBES in samenhang met artikel 5.2 BBES.

 

[1] Nota naar aanleiding van het eindverslag, Eerste Kamer der Staten-Generaal, vergaderjaar 2023-2024, 36419, Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan BES eilanden 2024), ontvangen 17 november 2023.

[2] MvT bij artikel III, onderdeel B (artikel 8 Wet IB BES) Belastingplan BES eilanden 2024, blz. 55.